Opmaat van 28 oktober door Br. Neville
Een familie kreeg een erf toebedeeld. Daar mocht men op bouwen en doen. Er stonden op een gegeven moment 14/15 huizen, met gezinnen er in. Mooie huizen. Sommigen 2 etages met glas en ijzeren hekken.
Maar 1 huis dat vooraan op het erg stond was van hout. En hij hing een beetje scheef, prasie osso, in vergelijking met die andere huizen. Was hij minder…
De bewoner zat achter het gordijn en keek naar buiten wanneer een ieder op de dag naar hun bezigheden ging en zij waakte over het erf en de kinderen daar…
En wanneer de bewoners terug kwamen in de avond, keek ze vanachter haar gordijn of ze veilig huiswaarts waren gekeerd. En ze glimlachte in tevredenheid wanneer ze dat had gezien en ging ze weer terug achter haar gordijn…
Dat ging zo jaren door…
Tot op een dag de bewoners weer allen in de ochtend weer vertrokken. In de avond bij terugkomst merkten ze dat het huis er niet meer stond; een lege plek is wat zij aantroffen.
Er sloeg paniek en verslagenheid toe bij de bewoners. Een ieder was in rep en roer, trokken de haren uit hun hoofd en met betraande gezichten keken ze in vertwijfeldheid naar elkaar.
Opeens zagen ze een koerier in de straat verschijnen met een brief. Bij het openen van de brief lazen zij dat het van de oude bewoner was. De brief luidde:
“Ik moest jullie helaas verlaten daar mijn Vader mij ontboden heeft, het doet mij groot verdriet jullie te moeten verlaten. Maar ween niet. Ik heb u allen lief met heel mijn hart. Daarom heb ik mijn Vader mij doen beloven dat Hij u niet alleen zal laten, maar dat Hij over jullie zal waken, gelijk hoe ik dat al die jaren heb gedaan.
Hij zal jullie vertroosten… Heb elkander lief en kijk om naar elkaar”.